7,25% Cur 05-15 schreef op 8 maart 2018 01:32:
Met de rapportage van de 3 deskundigen en na het lezen van artikel 128 uit de Faillissementswet is de eerste en tweede faillissement van de bank volledig te begrijpen. We begrijpen ook dat door na de tweede faillissement van de bank dat er een concurrente schuldeiser ontstaat in 2024 voor de holding. De situatie kennende die ontstaat in 2024, lijkt het logisch dat bij de faillissement afwikkeling van de holding geen geld wordt gegeven aan achtergestelde schuldhouders omdat dan minder geld over blijft voor concurrente schuldhouders die ontstaan na 2023 bij het tweede faillissement van de bank. Maar die zienswijze is denk ik toch niet juist.
Volgens artikel 128 uit de Faillissementswet heeft hebben de rente schuldeisers geen recht gedurende het eerste faillissement afhandeling van de bank tussen 2013 en 2023. Ze hebben dus ook niet het recht dat bij het faillissement afhandeling van de holding stop gezet wordt omdat ze de rente schuldeisers in de toekomst bij het tweede faillissement wel een recht hebben.
De achtergestelde schuldhouders van de holding in de periode tussen 2013 en 2023 wel een recht, namelijk het recht op vergoeding van hun hoofdsom indien er voldoende geld is bij de faillissement afhandeling van de holding. Uiteraard moet daarbij al rekening gehouden worden met de 403 verklaring, maar als blijkt dat alle schuldeiser van de bank hun schuld volledig vergoed krijgen dan kunnen de achtergestelde schuldeisers van de holding een vergoeding krijgen.
Tussen 2013 en 2023 loopt de faillissement afhandeling van de holding en kan die geheel afgehandeld worden, tegelijk met de afhandeling van het eerste faillissement van de bank.
Het kan volgens mij niet zo zijn dat tussen 2013 en 2023 een partij die volgens de wet uitdrukkelijk geen rechten heeft (op dat moment), gelijk gesteld wordt met een andere partij die volgens de wet (op dat moment) wel rechten heeft. Toch gaan de deskundigen daar vanuit.