Banken zijn moeilijk te doorgronden vanuit een duurzaamheidsperspectief. Bovendien doen ze niet wat ze zeggen te doen, zo blijkt uit een recente studie van de ECB (Europese Centrale Bank).
Banken kunnen een cruciale rol spelen in de transitie naar een duurzamere economie, maar blijven een heet hangijzer voor duurzame beleggingsfondsen. Hoewel deze fondsen een significante blootstelling hebben aan de sector financiële dienstverlening, spelen banken slechts een ondergeschikte rol in hun portefeuilles.
Een bank zal met haar activiteiten in principe weinig directe schade toebrengen aan het milieu. Zo heeft een bank bijvoorbeeld een geringe CO2-uitstoot in vergelijking met veel andere (productie-)industrieën, of zal het waterverbruik lager liggen.
Complexiteit
De complexiteit zit vooral in het feit dat banken financiële faciliteiten aanbieden aan ondernemingen, terwijl voor veel beleggers onduidelijk is wat voor soort bedrijven dat zijn - tenzij ze diepgaand onderzoek doen. Het is heel goed mogelijk dat een bank een groot leningenboek heeft uitstaan aan bedrijven in de olie- en gasindustrie of de mijnbouwsector. Indirect kunnen banken daarmee een belegging zijn die vanuit duurzaamheidsperspectief 'niet door de beugel' kunnen.
De ECB kwam begin december 2023 met een opmerkelijk bericht naar buiten. Banken in de eurozone die zich als duurzaam afficheren blijken meer dan gemiddeld nieuwe leningen te verstrekken aan ondernemingen die het milieu het meeste schaden. De ECB bekeek nieuwe leningen die werden verstrekt over de periode van 2014 tot en met 2020 en concludeerde dat banken die zeggen milieubewust te zijn, gemiddeld circa 4% meer nieuwe leningen verstrekken aan zogenaamde 'bruine' sectoren. Dit zijn de sectoren waarin bedrijven hoge volumes CO2 uitstoten.
'Vergroenen'
Banken verdedigen de leningverstrekking aan vervuilende bedrijven met het argument dat deze bedrijven de leningen gebruiken om te vergroenen. De ECB heeft daarentegen geen bewijs gevonden dat dit ook daadwerkelijk gebeurt. De CO2-uitstoot van deze bedrijven gaat niet omlaag en zij committeren zich over het algemeen ook niet bovengemiddeld aan vrijwillige emissiedoelstellingen. Ook wordt er niet meer geleend aan jonge bedrijven die mogelijk een disruptief effect kunnen hebben en zodoende innovatie van schonere technologieën versnellen.
Voor duurzame beleggers is het daarom interessant om te analyseren hoe beleggingsfondsen hiermee omgaan. Uit een inventarisatie van Morningstar blijkt dat actief beheerde duurzame fondsen gemiddeld genomen een aanzienlijke blootstelling hebben aan de financiële sector. Ter illustratie: fondsen in de Morningstar-categorie aandelen wereldwijd large-cap gemengd die onder de Europese SFDR regelgeving zijn geclassificeerd als Article 9, ofwel de groenste, houden een gemiddelde allocatie naar de sector financiële dienstverlening aan van 13,0%. Bij de MSCI World-index is dat 14,6%. Duurzame fondsen kennen daarmee weliswaar een lichte onderweging voor de financiële sector ten opzichte van de index, maar de blootstelling is nog altijd aanzienlijk.
Motorkap
Een nadere blik onder de motorkap leert echter dat die blootstelling er vaak wel anders uitziet. Morningstar onderscheidt binnen de sector 15 industrieën, waarbij gediversifieerde banken zoals het Amerikaanse JPMorgan Chase & Co en Bank of America Corp, maar ook het Nederlandse ING Groep en ABN Amro, veruit de grootste is. Gezamenlijk maken zij bijna 4% van de MSCI World-index uit. Deze groep wordt op gepaste afstand gevolgd door credit services, waar onder andere Visa en Mastercard toe behoren en regionale banken, zoals U.S. Bancorp en Mizuho Financial Group.
Voor duurzame fondsen zijn regionale banken en credit services het belangrijkst en ze zijn daarin overwogen ten opzichte van de wereldaandelenindex. Binnen de eerstgenoemde industrie valt over het algemeen nog iets op. Duurzame fondsen kiezen hier vaak niet voor de Westerse banken, maar veel vaker zien we hier banken uit opkomende landen in de portefeuille voorkomen, zoals de Indiase HDFC Bank en de Indonesische Bank Rakyat Indonesia.
De keuze voor een dergelijke blootstelling, die ook buiten de MSCI World-index valt, is goed te verklaren vanuit duurzaamheidsoogpunt. Een belegging in banken uit opkomende landen valt binnen de 17 duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen van VN, oftewel de UN Sustainable Development Goals, omdat zij mensen in minder ontwikkelde landen voorzien van toegang tot het financiële systeem. De op twee na grootste industrie wordt gevormd door gediversifieerde banken die met een gemiddelde weging van 1,5% sterk wordt onderwogen versus de wereldwijde aandelenmarkt.
Tot slot is het noemenswaardig dat de levensverzekeraars industrie wordt overwogen door duurzame fondsen. Hierbinnen valt op dat deze fondsen ook vaak een hang hebben naar bedrijven uit of met blootstelling naar opkomende landen, zoals AIA Group.
Duurzame fondsen blijken een aanzienlijke blootstelling aan bedrijven uit de sector financiële dienstverlening aan te houden. Beleggers dienen zich te realiseren dat deze allocatie duidelijk anders is dan die van bijvoorbeeld een conventionele wereldwijde aandelenindex, zoals de MSCI World-index. Een van de belangrijkste verschillen is de (onder)weging in Westerse banken. Blijkbaar is dat voor duurzame fondsen een heet hangijzer waar zij liever niet hun vingers aan branden.
Ronald van Genderen, CFA
is fondsanalist bij Morningstar Benelux