rood blauwe elepsis logo Belegger.nl

Momentum Capital haalt bakzeil in tuchtzaken tegen AFM-accountants

In een zaak over waardering van Braziliaanse belangen heeft na de AFM en de Ondernemingskamer nu de Accountantskamer geoordeeld.

Momentum Capital haalt bakzeil in tuchtzaken tegen AFM-accountants

De Accountantskamer verklaart de tuchtklacht van Momentum Capital over de ervaren RA-accountants Ton Meershoek en Marcus van Gestel vanwege vermeende onheuse behandeling ongegrond.

“De Accountantskamer is van oordeel dat klagers niet aannemelijk hebben gemaakt dat betrokkenen bewust misleidende of materieel onjuiste standpunten hebben ingenomen”, zo luidt de conclusie van de uitspraak van 31 maart 2025 en gelijkluidende tweede uitspraak.

In oktober 2024 berichtte IEX uitgebreid over deze zaak, waarbij Martijn van Rheenen, oprichter en directeur van Momentum Capital, de stellige overtuiging had die te gaan winnen. Hij sprak van “gigantische fouten” van Ton Meershoek (20 jaar in AFM-dienst, nu Technical Expert Financial Reporting), ook docent aan Nyenrode, en Marc van Gestel (12 jaar bij AFM, nu Senior Toezichthouder Accountantsorganisaties).

De klacht luidde: “Deze accountants hebben zich op onjuiste en zelfs misleidende wijze uitgelaten over onderwerpen zoals de eigendommen, de kasstromen en de op basis daarvan bepaalde actuele waarde van de belangen in de vastgoedondernemingen [en] welbewust het risico bevorderd dat rechtscolleges en het maatschappelijk verkeer onjuist worden geïnformeerd. Dat is in strijd met de fundamentele beginselen voor accountants zoals neergelegd in de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).”

Waardering Braziliaans vastgoed

De zaak ging over waardering van Braziliaanse belangen door Momentum. In de jaarrekeningen van 2017 en 2018 zijn deze beleggingen als participatie geboekt tegen een actuele geschatte waarde. Volgens AFM had Momentum deze Braziliaanse investeringen van Mefi als deelnemingen met invloed moeten kwalificeren, tegen nettovermogenswaarde. Die zou volgens AFM waarschijnlijk nihil zijn geweest, gelet op het negatieve eigen vermogen op geconsolideerd niveau.

In december 2020 legde de AFM een last onder dwangsom op aan Momentum ter grootte van €100.000. De AFM stelde vast dat Momentum met Mefi de obligatiehouders met de +Bond Brazil heeft misleid met de jaarrekeningen over 2017 en 2018. Momentum moest binnen 25 dagen juiste informatie leveren, anders zou de dwangsom verbeurd worden verklaard.

Experts kritisch over AFM

Van Rheenen baseerde zijn optimisme vooral op een uitspraak van de Ondernemingskamer van augustus 2023 waarin de AFM fouten werd verweten in de beoordeling van de verslaglegging van Momentum. Het opleggen van de last onder dwangsom was onjuist volgens de Ondernemingskamer, maar de AFM erkende dat niet.

Van Rheenen zag zich gesteund door uitingen van experts zoals Vino Timmerman, emeritus hoogleraar en ex-advocaat-generaal bij de Hoge Raad, bekende CFO Erika Marseille en hoogleraar Henk Langendijk. De laatste gaat het verst. “De AFM, rechtbank en het Cbb zitten met hun oordelen in een 'tunnel'.”

Langendijk doelt op uitspraken van de rechtbank Rotterdam in het voordeel van de AFM en de bevestiging daarvan door het College van Beroep voor het bedrijfsleven in 2023: de AFM stelt terecht dat sprake was van deelnemingen en niet van participaties, en met de veel te hoge waarderingen in de boeken heeft Momentum de financiële situatie aan beleggers te rooskleurig voorgesteld en hun schade toegebracht. Echter, Momentum hoeft de dwangsom van €100.000 niet te voldoen, want inmiddels zijn obligatiehouders afgelost of doorgerold naar een ander Momentum-product. De last van de AFM was niet langer uitvoerbaar, al waren de uitkeringen niet gedaan uit opbrengsten van de Braziliaanse beleggingen.

Het stak Van Rheenen bovenal dat AFM-voorzitter Laura van Geest zich mengde in de zaak met een brief aan de Accountantskamer ter verdediging van haar accountants: “Volgens ons doet ze iets heel geks, zet de accountantskamer onder druk. Want accountants komen daar als individuen, zonder inbreng van de werkgever waarachter ze zich kunnen verschuilen.”

De Accountantskamer maakt er geen gewag van en heeft het handelen getoetst aan de vijf beginselen van de Verordening Gedrags- en Beroepsregels Accountants (VGBA): professionaliteit, integriteit, objectiviteit, vakbekwaamheid en vertrouwelijkheid. Daarmee zat het wel snor, want ze baseerden zich “op voldoende en deugdelijk onderzoek en een verdedigbare uitleg van de onderzoeksresultaten en wet- en regelgeving”.

Inbreng opnames verworpen

De tuchtzaak zelf was brisant vanwege de inbreng van stiekem gemaakte opnames van de beide rechtszaken door Momentum ten bewijze van de vermeende valsheid van de verklaringen van Meershoek en Van Gestel. Echter de transcripten werden geweigerd door de Accountantskamer, op twee gronden: er was geen toestemming van de rechtbanken noch van betrokkenen en ten tweede heeft Momentum zelf verzocht aan de rechtbank en het Cbb om de zaken achter gesloten deuren te houden. Ze wilden niet dat de last onder dwangsom van de AFM, op dat moment nog niet openbaar gemaakt, zou uitlekken.

“Eenieder heeft het recht erop te mogen vertrouwen dat wat achter gesloten deuren wordt behandeld en besproken, daar ook blijft en niet in de openbaarheid komt. De Accountantskamer acht het naar buiten brengen van heimelijke opnames, gemaakt van niet-openbare rechtszittingen, zo principieel in strijd met de aard en het karakter van het sluiten van de deuren dat er geen nadere belangenafweging mogelijk is”, aldus de Accountanskamer.

Ook citaten uit de opnames weigerde de Kamer in beschouwing te nemen. Wat resteerde was vooral de zaak van de Ondernemingskamer met de opvatting dat de AFM-accountants bewust misleidende of onjuiste standpunten innamen voor de rubricering en waardering van de Braziliaanse belangen van Momentum.

Geen misleiding

De tuchtrechter stelt vast dat de accountants gewoon hun werk hebben gedaan met de kritische beoordeling van de waardering en geenszins “een bewust materieel onjuist of misleidend standpunt” hebben ingenomen en daarin volhard hebben toen ze beter zouden weten. Het ging met name om de verdenking dat ze een bedrag van ongeveer €50 miljoen ‘weggeredeneerd’” zouden hebben uit een kasstroomoverzicht. “Klagers hebben naar het oordeel van de Accountantskamer niet gemotiveerd onderbouwd waarom deze verklaring bewust misleidend of materieel onjuist zou zijn.”

Maar staat dan de uitspraak van de Ondernemingskamer niet haaks op de strafmaatregel van de AFM en bevestiging daarvan door de rechtbank en het beroepscollege? Hierover stelt de Accountantskamer tenslotte: “Klagers zien in de OK-beschikking de bevestiging van hun gelijk betreffende de rubricering en waardering van de participaties. Die rechterlijke beslissing is op het eerste gezicht niet in lijn te brengen met het AFM-oordeel. Toch meent de AFM in de herzieningsprocedure…dat er goede redenen zijn om niet terug te komen op het Lastbesluit. De Accountantskamer treedt niet in deze discussie, omdat dat tot de bevoegdheid van de bestuursrechter hoort.” Het is niet aan de AFM-accountants om hierover een persoonlijk standpunt in te nemen, laat staan een afwijkend.

Reactie Momentum

Momentum vindt dat de Accountskamer onjuist oordeelt en stelt zelfs dat het “zich niet aan de indruk [kan] onttrekken dat deze uitspraak van de Accountantskamer onderscheid maakt tussen accountants die werkzaam zijn bij de AFM en iedere andere accountant, al dan niet werkzaam bij een commerciële of overheidsorganisatie”.

Inhoudelijk blijft Momentum bij het handelen zoals bevestigd door de Ondernemingskamer en genegeerd door de AFM: “Deze uitspraak van de Accountantskamer doet geen recht aan het werk van onze eigen accountants. Al eerder werd duidelijk dat zowel EY als KPMG terecht hebben geconcludeerd dat het grondeigendom correct was onderbouwd. Met de uitspraak van de Ondernemingskamer in 2023 is bovendien in rechte komen vast te staan dat ook de rubricering door onze accountants in Nederland – als belegging, gewaardeerd tegen fair value – juist was.”

De informatie in dit artikel is niet bedoeld als professioneel beleggingsadvies of tot het doen van bepaalde aanbevelingen.