rood blauwe elepsis logo Belegger.nl

Hoe risicovol is uw obligatiefonds?

Door het ruimhartige monetaire beleid van centrale banken en de daarmee gepaard gaande daling van de kapitaalmarktrentes houdt de “search for yield” op financiële markten al geruime tijd aan. Beheerders van obligatiefondsen zoeken hierdoor meer en meer hun heil in obligaties met een hoger rendement. Zo heeft menig obligatiebeheerder door de lage rentestanden een voorkeur voor achtergestelde bedrijfsobligaties (bij een faillissement zijn obligatiehouders achtergesteld ten opzichte van andere obligatiehouders), perifere staatsobligaties uit Spanje, Italië en zelfs Portugal of voor high yield papier (obligaties met een kredietrating van < BBB-). Een relatief hoog rendement op dit soort obligaties krijgt u echter niet voor niets. Hier staan dan ook hogere risico’s tegenover. Hierbij moet u denken aan een hoger kredietrisico vanwege de lagere kredietrating en de daardoor hogere kans op wanbetaling. Ook liquiditeitsrisico is een factor van belang in situaties van marktstress. Reden genoeg om als belegger extra waakzaam te zijn. Maar hoe herkent u deze risico’s en hoe kunt u er zeker van zijn dat uw obligatiefonds niet te veel risico neemt?

Hoog effectief rendement

Effectief rendement, of yield, geeft het geannualiseerde totale rendement van een obligatie weer als deze tot het einde van de looptijd wordt aangehouden. Dit rendement, bestaande uit couponrente en koersrendement, is een vergoeding voor het risico dat een obligatiehouder loopt. Hoe risicovoller een obligatie, hoe hoger de risicovergoeding en dus het hoe hoger het effectieve rendement.

Zo biedt een staatsobligatie uitgegeven door de Jamaicaanse overheid met een resterende looptijd van 10 jaar u op dit moment een effectief rendement van 6,45%. Indien u het wat dichter bij huis zoekt en kiest voor een Duitse staatsobligatie met eenKem vergelijkbare looptijd dan rest u slechts een effectief rendement van nog geen 0,30%. Het verschil van ruim 6% wordt grotendeels verklaard door het onderliggende kredietrisico. Waar Duitsland de hoogste kredietrating heeft van AAA, moet Jamaica het stellen met een rating van slechts CCC+. Deze vergelijking kunnen we ook toepassen op beleggingsfondsen door het gemiddelde effectieve rendement van het ene fonds te vergelijken met zijn benchmark of met een willekeurig ander fonds.

Zo lezen we in de factsheet van het Kempen Euro Credit Fund (Gold rating) dat het gemiddelde effectieve rendement (1,3%) van dit fonds marginaal hoger ligt dan dat van de benchmark (1,1%). ACMBernstein Global High Yield Portfolio (Bronze rating) heeft daarentegen een gemiddelde yield van 5,76% volgens de factsheet. Dit is een duidelijke indicatie dat dit fonds beduidend meer risico bevat dan het Kempen Euro Credit fonds. In sommige gevallen zijn deze gegevens terug te vinden in factsheets maar helaas lang niet altijd.

Afwijkende duratie

Een hogere duratie impliceert dat een obligatiefonds een hogere rentegevoeligheid heeft. Dit betekent dat bij een rentedaling het fonds een relatief hoge koersstijging realiseert maar bij een stijging van de rente zal het fonds meer aan waarde verliezen. Door de aanhoudende daling van de rente hebben fondsen met een extreem hoge duratie in 2014 bijzonder hoge rendementen gerealiseerd. Zo daalde de Duitse 10-jaars rente in de afgelopen twaalf maanden van 1,64% naar 0,30%.

Fondsen met een relatief hoge duratie zoals het Delta Lloyd Sovereign XLT Bond Fund met een duratie van 17 en het ING (L) Renta Fund Euro Long Duration (duratie van 13) profiteerden hiervan met rendementen van ruim 36% en 31% over de afgelopen 12 maanden. Dergelijke rendementen klinken zeer aantrekkelijk maar wees u er van bewust dat de renteontwikkeling zich ook tegen u kan keren.

Hoge concentraties

Voorafgaand aan het crisisjaar 2008 was menig obligatiebeheerder, net zoals vandaag de dag, op zoek naar hogere rendementen. Obligaties zoals asset backed securities, obligatiestructuren van verpakte hypotheken of andere leningen, waren destijds bijzonder in trek. Diverse fondsbeheerders deinsden er niet voor terug om forse ABS-posities in te nemen. Zowel Robeco Euro Credit Bonds (Bronze rating) als ING Opportunity Obligatie Fonds (Neutral rating) waren overwogen ABS-papier. Toen de kredietcrisis in alle hevigheid losbarstte droogde de markt voor deze obligaties in rap tempo op. Illiquide asset backed securities werden tegen dumpprijzen verkocht met forse koersverliezen tot gevolg.

De genoemde Robeco en ING fondsen verloren in 2008 respectievelijk 14,8% en 18,6%. Dit zijn relatief hoge verliesposten voor obligatiebegrippen. Beide fondsen hebben naar aanleiding van het dramatisch verlopen 2008 nieuwe managers op het fonds gezet en het proces drastisch onder handen genomen. Zo is de huidige weging in ABS-papier voor het Robeco (9,5%) en ING fonds (9,7%) vrij bescheiden. Deze voorbeelden laten zien dat hoge concentraties in bepaalde obligatiesectoren grote risico’s met zich meebrengen.

Hoge kosten

Vanwege de relatief lage rendementen zijn kosten een factor van belang bij obligatiefondsen. Immers hoe hoger de kosten hoe minder rendement er uiteindelijk voor de belegger overblijft. Bovendien zal bij dure obligatiefondsen de druk voor de beheerder hoog zijn om in ieder geval de kosten goed proberen te maken. Hierdoor kan hij of zij sneller geneigd zijn om meer risico te nemen. Bovendien geldt ook dat exotische obligatiefondsen, zoals high yield of emerging market debt fondsen, vaak duurder zijn dan het doorsnee obligatiefonds. Al met al maken deze omstandigheden de kosten van een obligatiefonds tot een belangrijke risico indicator.

Kern of aanvulling?

Een fonds met een hoger effectief rendement, een afwijkende duratie, hoge concentraties of relatief hoge kosten hoeft niet per se negatief uit te pakken voor uw obligatieportefeuille. Wel is het van belang om dergelijke fondsen met een relatief hoog risicoprofiel te beoordelen in het kader van uw totale portefeuille en er voor te waken dat u niet te veel blootstelling naar deze fondsen heeft.

Niels Faassen is fondsanalist bij Morningstar Benelux